In de eenzaamheid van het Zweedse plaatsje Härryda schreef Dimitri Verhulst een roman over een instelling met veel te veel getraumatiseerde kinderen bij elkaar.Kaddisj voor een kut is een kwaad boek van een ontspannen schrijver.
Mark Cloostermans
Dimitri Verhulst leeft als God in Zweden. Of, enfin, het is te zeggen. Inderdaad, hij heeft uitzicht op een prachtig meer. De buren zijn bijna altijd afwezig en sowieso onzichtbaar achter de sparren die de omgeving parfumeren. Van de andere kant, de waterpomp is al twee weken kapot, dus wast Verhulst zich in dat prachtige meer. En tot de horreur van zijn bezoeker heeft de schrijver er niet eens internet. 'Ik heb toch mijn gsm?' zegt Verhulst, die duidelijk de ernst van zijn heremietenbestaan niet inziet.
Anderhalf jaar woont hij nu in Zweden. Eerst een tijdje in Göteborg, 'het meest deprimerende oord waar ik ooit gewoond heb, en ik kom nochtans uit Aalst'. Eerst was er ook die Zweedse vriendin, de reden voor zijn verhuizing. Maar nu woont hij alleen, in de afzondering van Härryda, dik twintig minuten van Göteborg.
Goed voor de concentratie is het wel. Niet alleen zijn nieuwe romanKaddisj voor een kut is in Zweden ontstaan, Verhulst heeft intussen ook twee Boekenweekgeschenken geschreven. De Nederlandse boekpromotiedienst CPNB vroeg hem om één boek, maar hij zal hen de keuze laten uit twee. Writer's block? Nooit van gehoord. 'Ik heb het tegenovergestelde daarvan: kwaadheid dat ik doodga. Dat wil zeggen, dat ik zou sterven voordat ik uitverteld ben. Ik moet zorgvuldig kiezen, als ik aan een boek begin: wat voelt er het dringendste? Ik was eigenlijk aan een ander boek bezig, toen ik teruggreep naar iets dat al jaren "op de plank" lag.Kaddisj voor een kut had al in 2000 of 2001 moeten verschijnen, als mijn tweede roman. Maar ik durfde niet. Ik was bang het te verbrodden.'
Kaddisj voor een kut vertelt over een periode die totaal anders was dan Verhulsts huidige leefomstandigheden. In plaats van alleen in de natuur, woonde hij met andere 'gedumpte' kinderen en tieners in een 'residentieel jongerentehuis'.
'Ik kwam uit een pleeggezin. Een mislukt experiment, ironisch genoeg door een misverstand. Ik ben een solipsist. Ik zat op mijn kamer en schreef. En de pleegouders dachten ik dat mij niet wenste aan te passen aan het gezin. De jeugdrechter heeft me toen, op m'n zestiende, in een instelling geplaatst.'
Op straat
'Kinderen krijgen is dikwijls een manier om "aan je relatie te werken", en de instelling is dan waar de mislukte pogingen terechtkomen. De ongewenste kinderen, de ongelukjes. Ik heb gezien wat ik in het boek beschrijf: een moeder die gewoon aanbelt en haar kleine naar binnen duwt, "hier, ik moet hem niet meer hebben". Dat snijdt diep. En tegelijk leert het je dat je niet uitzonderlijk bent. Ik ben zelf door mijn moeder op straat gezet, maar dat is in zo'n instelling niets speciaals.'
'Er bestaan steeds minder jongerentehuizen, men wil tegenwoordig liever proberen om de thuissituatie te redden. Ik hoop dat men daar niet de regel van maakt. Ik was blij om thuis weggehaald te worden. De toestand was onhoudbaar. Je moet accepteren dat de plaats van een kind soms niet bij zijn ouders is.'
Kaddisj voor een kut is een kwaad boek, maar de kwaadheid is niet gericht op de instelling. 'Ik heb geen kritiek op die instelling of op die opvoeders. Je moet het maar doen, hoor. De opvoeders zijn ruimschoots onderbetaald en hun budget was een lachertje. Elk kind werd gesubsidieerd voor 110 Belgische frank per dag. Alles zat daar in: eten, studie, doktersbezoek, noem maar op. Als er één van de kinderen voor kapper studeerde - zoals Gianna uitKaddisj - was dat een meevaller, want dan kon er weer op coiffeurskosten bespaard worden.'
'Af en toe gingen de hoofdopvoeder en ik naar de Colruyt in Lokeren - de instelling was in Belsele - om daar te pikken. Die man was een ex-priester, overtuigd katholiek, stelen was ernstig in strijd met zijn principes, maar hij moest roeien met de riemen die hij had. Dus deed hij een beroep op mij, de kleptomaan.(lacht) Dat komt soms nog boven als ik te veel gedronken heb. Dan verlaat ik cafés met het meubilair.'
Kaddisj verschijnt dan wel met tien jaar vertraging, het is niet de eerste keer dat Verhulst over een 'instelling' schrijft. Denk aan het bejaardentehuis uitDe laatkomer of het asielcentrum uitProblemski Hotel. 'Je kunt alleen maar schrijven over zaken die je goed kent. En die instelling is iets wat ik doorleefd heb. Ik weet wat het is om in één ruimte samen te leven met veel te veel mensen die je niet zelf hebt mogen uitkiezen. De boeken die ik graag las als jonge gast reflecteren dat trouwens.Lord of the flies, die jongens op een eiland die geen andere optie hebben dan met elkaar samen te leven. OfDe knoppen breken van Kenzaburo Oë. Mijn boeken en die boeken: dat zijn takjes aan dezelfde boom.'
Zou hij "zijn" instelling opnieuw kunnen bezoeken. 'Ze bestaat niet meer.' Zou hij een lezing geven in een andere instelling? 'O ja, zeker. Die gasten een stem laten horen uit hun eigen toekomst? Dat is belangrijk. We wisten dat de toekomst heel onzeker was. Niet alleen krijg je een stempel mee - een liefje van mij uit die tijd kreeg te horen dat ze niet moest thuiskomen met een instellingskind - maar je bent ook echt bezwaard door je verleden. Dat het traditionele gezinsleven niet in je systeem zit, maakt je allicht niet tot de makkelijkste mens.'
Terug naar Aalst
Het boekKaddisj voor een kut valt uit elkaar in twee helften. Iets over de helft staat er opeens een tweede titel,De aankomst in de bleke morgen. Het blijkt te gaan om wat oorspronkelijk een toneeltekst was: de tekst die Verhulst schreef over een dubbele kindermoord in Aalst. De voorstelling,Aalst geheten, leidde tot een rechtszaak: de 'inspiratiebron', Maggy Strobbe, trachtte met een kortgeding te voorkomen dat het stuk over de moord op haar kinderen zou worden opgevoerd.
'Het was de bedoeling dat de tekst door het theaterhuis zelf zou worden uitgegeven, maar we hadden nog maar net het kortgeding gewonnen, op de dag van de première, en men wilde niet het risico lopen op een tweede klacht vanwege de uitgave van de toneeltekst. Ik had me voorgenomen om ooit nog iets met die tekst te doen, maar dat hij onderdeel zou worden vanKaddisj was niet voorzien. Plots was er een vonk in mijn hoofd: het paste. Ik heb er wat studentikoze moppen uitgegooid die alleen op toneel werken, en het vertelperspectief bijgesteld. Het is nu geen toneelstuk meer.'
Het paste, omdat Strobbe en haar man (in de tekst: Sarah en Stefaan) instellingskinderen waren, en omdat Strobbe op hetzelfde schooltje in Nieuwerkerken gezeten had als Verhulst, één jaar eerder.
Terwijl Verhulst zich inKaddisj vooral kwaad maakt over het liefdeloze dumpen van kinderen, zien de personages vanDe aankomst in de instelling een gedroomd excuus voor hun handelen.
'Dat is een mechanisme dat er bij veel van die jongeren al op jonge leeftijd inzit: het verleden, de "toestand" inroepen als excuus. Ik heb dat nooit aanvaard. Ook niet voor mezelf. De dag dat ik iemand vermoord, wil ik niet dat mijn advocaat mijn jeugd als verdediging bovenhaalt. Dat weiger ik. Niemand helpt zichzelf door "de toestand" als excuus te gebruiken. Uiteraard worden we beïnvloed door onze opvoeding, maar dat is mijlenver van een excuus.'
'Sarah en Stefaan hebben graag en lang op het systeem geteerd. Ze zochten geen werk, waren eigenlijk best tevreden. Hun eten werd gebracht door het OCMW en af en toe stuurden ze het terug omdat ze het niet lekker vonden. Ze zaten daarnaast aan de drugs. Als maatschappij heb je het recht om te zeggen: kijk, je bent hier niet alleen maar om te krijgen. Niemand mag dat trouwens van zichzelf accepteren.'
Het is op de laatste bladzijde van het boek datKaddisj enDe aankomst tot een clash komen: als Sarah voorspelt dat hun kinderen, net als zijzelf, in een instelling zouden beland zijn, als ze hen niet vermoord hadden. En dat de dood minder erg is dan zo'n instelling. Je zou haast denken dat Verhulst haar gelijk geeft.
'Ja, die suggestie is er. Kijk, we hoeven het niet erger te maken dan het is - de Vlaamse instellingen zijn niet te vergelijken met de Roemeense - maar het sociale stigma is heel zwaar. Als je eruit komt is de kans op kansarmoede heel groot. Ik heb één keer een reünie meegemaakt en achteraf mijn beide handen gekust. Je hebt meer valkuilen in het leven als je uit zo'n instelling komt. Je hebt meevallers nodig. De ergste gevallen waren te fier om zich op die reünie te tonen, maar je had er een paar serieuze heroïneverslaafden, natuurlijk veel werklozen, en mensen met een nest kinderen, van partners die altijd maar een paar maanden gehouden kunnen worden.'
Mosselen
Volgend voorjaar toert Verhulst door Nederland, als schrijver van het Boekenweekgeschenk. Erg ver zal hij niet moeten reizen, want zijn Zweedse periode loopt alweer op haar laatste benen. 'Ik ben graag alleen, maar op gezette tijden ook een gezelschapsdier. Ik ben een heremiet die op trouwfeesten op tafel danst.' Terug naar België dus, hoogstwaarschijnlijk.
'Ik vind de Zweedse samenleving fascinerend, maar ik vind er mijn sociale codes niet terug. Zweden zijn alleen hartelijk uit correctheid, nooit gemeend. Ik keer met de glimlach terug naar België. Mijn blik op ons land is een beetje veranderd. Ik denk dat ik soms wel hard was. Er wordt bij ons dikwijls gediscussieerd over irrelevante, onnozele dingen, maar daarnaast hebben we dan toch maar persvrijheid, abortus en euthanasie, ontzettend fundamentele dingen die in andere landen maar niet verwezenlijkt raken. Ik ben veel meer Belg dan ik doorhad.'
'Ik reed laatst met de auto naar huis, eerst kilometers tegen 170 over die perfecte Duitse snelwegen en vervolgens stuiteren over de putten en bulten bij Luik. Je voélt je thuiskomen.(lacht) Voeg daar nog een reclamebord voor Zeeuwse mosselen aan toe en alles valt in de plooi.'
Mark Cloostermans ■
Verberg tekst